1952
KRO studio 3

De
andere omroepcomponenten
De
conclusie zou getrokken kunnen worden dat het hoorspel in de
beginjaren alleen een zaak van de AVRO is geweest. Niets is
minder waar, want met name de VARA heeft evenzeer bijgedragen aan
de ontwikkeling van het hoorspel in de vooroorlogse jaren. De KRO
en de NCRV hebben, mede door hun confessionele grondslag in de
beginperiode geen doelbewust hoorspelbeleid gevoerd. De NCRV
begon pas in 1947 met het uitzenden van hoorspelen, die uiteraard
zeer christelijk georiënteerd waren. De KRO was al wel enige
jaren voor de oorlog begonnen, maar toen was het de
kinderschoenen toch al ontgroeid. De VPRO tenslotte had te weinig
zendtijd om er een hoor spelafdeling op na te kunnen houden.
Bij
de VARA is de ontwikkeling van het hoorspel wel anders gegaan dan
bij de AVRO. Het was, zeker in de beginjaren, meer een middel om
hun politieke inzichten op de luisteraar over te brengen en zij
lieten zich dus niet, zoals bij de AVRO, uitsluitend door
artistieke motieven leiden, maar richtten zich vooral op het
luisterspel met een socialistische inslag. De eerste man op het
hoorspelgebied van de VARA was Willem van Cappellen, die in 1929
in dienst trad.
Niet
als hoorspelregisseur, dat zou hij pas geleidelijk worden,
maar als voordrachtskunstenaar en schrijver. In dezelaatste
hoedanigheid lanceerde hij spoedig een serie voor kinderen,
"de Familie Mulder" genaamd, waarin hij een
eigenwijs oud mannetje - Ome Keesje genaamd
liet opdraven. Dit mannetje werd door van Cappellen zelf
gespeeld en hij heeft dat twintig jaar lang volgehouden. Van
Cappellen begreep, dat wilde het hoorspel zoals hem dat voor
ogen stond een eigen vorm krijgen, hij niet moest werken met
acteurs die 'het grote toneel' gewend waren, maar met mensen
die de intimiteit van de radio aanvoelden.
|
|

|
Voor
het idee om acteurs en actrices hiervoor speciaal op te leiden
vond hij onmiddellijk steun bij zijn programmaleiding. Mede
door het feit dat men voor de propagandatoernees van de VARA
regelmatig over een groep acteurs en actrices moest kunnen
beschikken, werd in 1932 besloten een eigen radiogezelschap op
te richten. Deze ontwikkeling is van veel belang geweest voor
de hoorspelgeschiedenis, want het was dit radiogezelschap
waaruit na de oorlog de hoorspelkern van de Nederlandse omroep
zou ontstaan.

|
|
Bij het
VARA radiotoneel maakte in 1933 een tweede regisseur zijn
opwachting - S. de Vries jr.-. Hij was in alle opzichten
een radioman, die vond dat het hoorspel een eigen weg
diende in te slaan en los moest komen van toneel of film.
Alhoewel hij allerminst vijandig tegenover het toneel
stond, wenste hij alles wat 'des toneels' was uit de studio
te bannen. Hij had, zeker voor die tijd, een verbluffende
feeling voor stemnuance en het effect daarvan op de
luisteraar. Voortbordurend op het voorbereidende werk
van van Cappellen zocht hij meer en meer naar
oorspronkelijk werk en voor zover dat niet voorhanden was
in eigen land, haalde hij het uit het buitenland,
voornamelijk uit Duitsland en Engeland.
|
S.
deVries streefde een zo groot mogelijke natuurlijkheid en
perfectie na en zelfs de geringste pathos kon in zijn oren
geen genade vinden. Hij wenste het effect alleen te
bereiken door de stemmen in de juiste verhouding tegenover
elkaar te plaatsen en zo de suggestie van realiteit over te
brengen. Het verschil in opvatting over de uitvoering van
een hoorspel met de op dit terrein meer elitaire AVRO deed
de publieke belangstelling overigens sterk stijgen en
uiteindelijk ging het daar toch om.
Want
hoewel Kommer Kleijn natuurlijk best besefte dat een
hoorspelstudio geen schouwburg was, zou het toch nog een
hele tijd duren voordat hij zijn stukken zou afstemmen op
de specifieke mogelijkheden die radio biedt.
|
[
VORIGE ]
[ VOLGENDE ]
|
|
|