Hoorspelinspeciënten



Onder de links staat een televisie-interview uit 1959 met Jan de Lang







Jan de Lang de eerste hoorspelinspeciënt met de windmachine (1939)




Met anderhalve geluidsplaat en dito achtergrondmuziekplaten was het voor Jan de Lang natuurlijk nog maar behelpen, maar een echt bezwaar was dit niet voor hem. Hij ontpopte zich namelijk als een meesterlijk imatator van geluiden en wist met de meest vreemde voorwerpen uiterst suggestieve effecten te produceren. Toen de NRU in 1947 met de gemeenschappelijke hoorspelkern startte, werd de Lang binnen dit gezelschap opgenomen en werd al snel terzijde gestaan door Dick van Putten (de latere AVRO regisseur) die in 1946 in dienst van Radio Nederland was getreden en door Max Westra die al in 1945 bij Herrijzend Nederland was begonnen. Aan deze drie was het gegeven de functie van 'hoorspelinspeciënt' een eigen gezicht binnen het hoorspel te geven en het vak verder te ontwikkelen.

Ingenieuze hulpmiddelen werden er door hen bedacht om in het geluidsdecor te voorzien: de halve cocosnootdoppen voor het paardengetrappel, de windmachine, het rek met de blokjes om marcherende soldaten te laten horen, de regentrommel, de koffiemolen voor het karretje op het grind,l het cellofaanpapiertje voor de brand en het luciferdoosje om de deur te forceren. Al deze attributen werkten er aan mee om het hoorspel geloofwaardiger te maken en op de verbeeldingskracht van de luisteraar te werken. Om een treinramp te imiteren gooide men tien zinken vuilnisbakken van de stalen trap van de VARA toren, het resultaat was verbluffend. Het zal duidelijk zijn dat dit soort hulpmiddelen zijn ondergedoken in de hoorspelromantiek. Een luciferdoosje dat voor een moderne microfoon gekraakt wordt, geeft alleen weer wat het is: een gekraakt luciferdoosje!. Maar de eerste inspeciënten konden er goed mee uit de voeten, al werd de wens om over een goed geluidenarchief te kunnen beschikken wel erg sterk. Aan die wens kon worden voldaan met de komst van draagbare opname-apparatuur (eerst de Maihak en daarna de Nagra). De NRU stationeerde speciaal een technicus op de Fonotheek met als enige opdracht zo snel mogelijk een degelijk geluidenbestand te realiseren en mede door aankoop van een groot aantal buitenlandse collecties, waaronder een deel van de BBC, werd in de periode 1953 tot 1962 een aanzienlijk archief uit de grond gestampt.

Wie meer wil weten over het nabootsen van geluiden en de hulpmiddelen die daarvoor gebruikt kunnen worden, moet eens op zoek gaan naar het boek 'Radio and Television Sound Effects' van Robert B. Turnbull. Het is een 334 pagina's dik standaardwerk voor geluidenmakers bij radio en televisie. Werkelijk alles op dit gebied wordt er in beschreven en wordt voorzien van duidelijke constructietekeningen. De eerste druk dateert uit 1951 en de mij laatst bekende druk (8e editie) stamt uit 1986.

Uitgeverij Rinehart & Company te New York.

Ook op de website audiotheater.com zijn onder de kop 'Foley' ( dit isde man die bij de film geluiden inmixt ) vele foto's te zien van attributen die uit de hoorspelhistorie stammen.



[ VORIGE ]   [ VOLGENDE ]